Iedereen kent, naar het schijnt, de ervaring van dromen die soms wonderlijk gedetailleerd verhalen vertellen, waarvan je bij het wakker worden alleen maar zou willen dat je verder kon dromen. Mij overkomt dat zelfs erg vaak, over de meest onverwachte dingen. Tot op vandaag kan ik grote delen van de plattegrond tekenen van een kasteel in Frankrijk, dat ik (nota bene: in een droom, dus) in 1944 als onderdeel van een Frans-Amerikaans commando heb helpen innemen. Ik kan het verhaal vertellen, ik kan een verhaal binnen het verhaal vertellen, ik kan details geven van de kasseien op de binnenplaats, tussen de grote eetzaal (waar we krijgsgevangen Duitsers verzamelden) en de keuken (waar we nog verzet biedende Duitsers hadden gezien) van een gangen- en trappenstelsel dat we afdaalden omdat we er ook nog verzet wisten zitten, ja, ik kon destijds zoveel details over uniformen geven dat ik me nog heb afgevraagd of het de moeite zou zijn één en ander op te zoeken, en te vergelijken met wat ik tenslotte allemaal in mijn slaap had verzonnen.
Die dromen vertonen veel voorbeelden van varianten op dat thema, vaak in historische settings waarvan ik niet echt iets hoef te weten: dat soort dromen overkomt je gewoon. Ik kan niet zeggen dat die adembenemende details vervelend zijn in geval van nachtmerries, omdat die laatste zo weinig voorkomen dat ik er geen last van heb. Maar laat ik het nu deze nacht voor gehad hebben: de nachtmerrie nam de vorm aan dat ik “zat te kijken naar” en tegelijk “getuige was van” een soort horrorfilm. Dat wil zeggen, tegelijk zat ik midden in het verhaal en tegelijk was het niet meer persoonlijk bedreigend dan wanneer je voor je tv had gezeten. Wat is daar dan zo bedreigend aan, zal je misschien wel denken? Wel, het punt is dat ikzelf, nooit van z’n leven, jamais de la vie en absolute totale njet, niet aan horror zal beginnen. Ik lees het niet, ik kijk er niet naar, ik krijg er koude voeten van, laat me met rust. De rijkgevulde bibliotheek hier gaat tot Science Fiction en een beetje Fantasy, maar niet één enkele horrorstory, zelfs geen Edgar Allan Poe.
Zelfs herinner ik me tot vandaag hoe ik me ooit eens erg bedrogen heb gevoeld. Een goede vriend had me meegetroond naar metropolis voor “nen hele goeie film”. Daar aangekomen kocht hij tot mijn afgrijzen twee tickets voor The Shining: inderdaad nen hele goeie film. Groen van schrik ben ik er binnen gegaan; de kleur waarmee ik weer buiten kwam kunnen alleen de bijen waarnemen. Ik ben nu eenmaal één van die mensen die geen ketchup kunnen zien. En als het gaat over films, respectievelijk dromen, waarbij de ketchup vloeit met beken, dan is het allemaal niks voor mij.
En dat soort droom had ik dus vannacht: de camera, of “het perspectief”, of desnoods ikzelf (maar dan zonder er zelf direct aanwezig te zijn) ging de gewraakte ruimte binnen, en daar, met hetzelfde detail als de barokke gangen van het Frans kasteel, bevond zich het ijselijke schouwspel waarvan ik wakker werd.
Of beter gezegd, halfwakker. En in die toestand van halfslaap leek de donkere kamer en de frisse temperatuur een dodelijke dreiging, waartegen, gelukkig, uitgerekend de warmte van de dekens een waterdichte verdediging vormde. Beter dan achtervolgd door de Zwarte Ruiters Gandalf tegen het lijf te lopen! En op dat moment klinken uit de kamer van baby Sarah geluidjes: “eh – eh – eh – uuuuhuuuuh? – eh eh eh!”.
Verdwenen, de dreiging van het duister! Weg, de loerende monsters die door de kilte rondslopen, voor zover ze die kilte al niet zelf veroorzaakten! De realiteit breekt binnen en verjaagt de laatste resten van de droom, zoals een windstoot doet met de rookpluim van de barbecue. Papa sluipt de kamer van baby binnen, steekt de tutter in het mondje en denkt pas terug aan de droom als hij ’s morgens Het Flesje gaat maken
Hoe dan ook, die gedetailleerdheid van de dromen, alsook hun vermogen om te blijven hangen, alsook het gemak waarmee dat allemaal raakt weggeveegd zodra de kier naar de werkelijkheid eenmaal openstaat, maakt dat ik me iets afvraag. Is er geen verband tussen die elementen en de symptomen die je hebt bij vormen van waanzin? Zou het kunnen dat je bij sommige wanen leeft in een wereld die je even gedetailleerd en overtuigend ziet als in die droom waarvan je later een plattegrond kan tekenen? En zou het kunnen dat de waanzin er in bestaat dat je geen kier naar de realiteit kan vinden, die maakt dat heel dat wereldje in een zucht wordt weggeveegd? En dus blijf je steken in een wereld waarin je “stemmen hoort” en waarin monsters je “achtervolgen” en je reageert op dingen “die er niet zijn”?
Ik weet het niet. Maar ik zou me er iets bij kunnen voorstellen. Zie eens hoe lang die nachtmerrie van deze nacht nog zit door te werken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten