Gisteren hadden we de BBQ van ons vriendenclubje van "Projet Grands Singes". Met ideaal weer maakten we een korte begeleide wandeling in de heide van Kalmthout en bezochten we het Bijenteeltmuseum. Daarna verzamelden 50 volwassenen en 15 kinderen zich voor de BBQ. Er was een kort speechke door niemand minder dan ikzelf, die enkele jaren geleden op het idee was gekomen dat onze Vlaamse onderzoekers die in Afrika de apen bestuderen een beetje publieke steun verdienen.
Het speechke duurde maar vijf minuten - ik ben me er altijd van bewust dat niemand op lange speeches zit te wachten, in het bijzonder wanneer ik er zelf één moet aanhoren - en zette op die tijd enkele ideeën naast elkaar.
Al vele jaren is bekend dat het uitsterven dan diersoorten in verband staat met de bedreiging van hun habitat. Voor dieren als mensapen (in Afrika zijn dat: bonobo's, chimpansees en gorilla's) is dat habitat het Afrikaanse regenwoud. De reden waarom dat bedreigd is, is omdat de mensen arm zijn. Vandaag leeft praktisch de hele wereld van de landbouw. Maar hoe armer de samenleving is, hoe meer de neiging bestaat om terug te vallen op het vroegere niveau: de jacht.
En dus worden de wouden leeggejaagd, tot ze op de duur zelf ook bedreigd zijn; als ze al niet eerst zijn kaalgekapt (1). Of hoe dit een voorbeeld is van een inzicht dat de biologen al vele jaren, wellicht vele decenia hebben: als je iets voor de dieren wil doen, omdat hun habitat is bedreigd, dan moet je iets doen voor de lokale bevolking, die zo arm is dat ze niets beters weten te verzinnen dan dingen die dat habitat bedreigen.
Of zoals Jef Dupain, die ons geregeld vanuit het oerwoud over de stand van zaken op de hoogte houdt, me ooit zelf vertelde: "wij westerlingen kunnen daar preken geven over het wetenschappelijk belang van de bonobo tot we blauw uitslaan, maar als de keuze is tussen kinderen zien verhongeren of op bonobo's jagen, dan jagen wij allemaal op bonobo's."
In Afrika, zo laat ik me vertellen, kan je gemakkelijk kinderen zien verhongeren.
Wel (hooggeacht publiek), we zijn niet helemaal toevallig langs het bijenmuseum gepasseerd. We hebben daar gezien hoe bijen een ecologisch belangrijke functie hebben bij de bestuiving van de planten, maar hoe ze ook ook honing opleveren. Verder maken ze ook was. Van honing en was kan je produkten maken voor voeding, dranken, kaarsen en zelfs zeep. In twee woorden, een economie die zo aan de grond zit dat ze moeten jagen is er veel erger aan toe dan een economie die eten en drinken bezit, die verlichting heeft en die zich kan wassen.
Maar bovendien is honing ook een cash-crop. Dat wil zeggen, het is een oogst die voor geld kan verkocht worden, omdat er altijd vraag naar is. Er was een Kameroenese studente aanwezig, die niet alleen kon uitleggen hoe een Kameroenees bijenkorven kan opstarten, maar ook dat de opbrengst van één korf ongeveer overeen kwam met het inkomen nodig om een kind één jaar naar school te sturen.
(Ik merk terzijde op dat programma's die maken dat mensen zelf aan het werk gaan, om vervolgens zelf te beslissen hun kinderen naar school te sturen op de liberaal in mij veel meer indruk maken dan overheidsprogramma's die eerst de hotelkamers van de ambtenaren moeten betalen, dan de wagens (met airco) en je vult zelf maar verder in.)
Het is vaak ook interessant om met de mensen die er werkelijk geweest zijn, en nog zullen gaan, te praten. Eén van hen verzekerde me dat hij terug in Kongo was, dat de omstandigheden voor het bonobo-onderzoek (mijn stokpaardje destijds) lang niet ideaal waren, maar dat ze de bonobo's nog lang niet vergeten zijn. Een andere vertelde over haar project om lokaal onderwijs te organizeren. Er zijn mensen, er zijn kinderen, er zijn handboeken over landbouw - bijvoorbeeld ter beschikking gesteld door internationale organizaties - maar er is niemand (bij wijze van spreken, hé) die ze kan lezen. En dus wil ze een school oprichten en er les geven, en in het bijzonder les geven aan lokale volwassenen zodat die zelf kunnen les geven.
En er was de discussie met iemand die me al vaker heeft verteld over hoe ze in de wouden achter de apen aanging en analyseerde waar ze leefden, wat ze aten, hoeveel bijensteken per dag je daarbij opliep, en vele vele andere. Opmerkelijke mijmeringen van die jonge mensen die het ondertussen toch maar doen. Waarom doen ze het eigenlijk? Zit er een stuk cynisme in, om zichzelf "een goed gevoel te geven"? En als het lukt, zijn we er dan alleen maar in geslaagd nieuwe geledingen toe te voegen aan de consumptiemaatschappij? En anderzijds, als je er in slaagt de apen te vinden, of wetenschappelijke resultaten te publiceren, of een reservaat op te richten, of banden te hebben met de mensen die leven in de dorpen... die glanzende ogen van mensen die een verbondenheid voelen met de natuur, vanuit de Afrikaanse jungle, die wij hier met een wandeling op de heide niet echt kunnen benaderen...
Het is laat geworden, gisteravond op het terras bij het grasveld, de speeltuin en de ploeterbaadjes van waaruit baby Sarah iedereen heeft natgespetst. Maar het was toch wel de moeite. Het lijkt er op dat we van de BBQ enkele honderden euro hebben overgehouden. En de imkers van het Bijenteeltmuseum in Kalmthout zullen het Kameroenese project ook steunen.
Waarvoor onze beste dank.
-------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/07/save-rainforests.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten