Ooit, lang geleden, toen ik nog rechten studeerde en een toffe gast was, hadden wij een prof die volle zalen trok: hij kon toch zo mooi vertellen. En op een dag kreeg die prof de vraag waarom de wereld verdeeld was in mannen en vrouwen. En wat er toen gebeurde, en ik zweer dat ik er zelf bij was, was dat die prof antwoordde "omdat het universum zelf verdeeld is in mannelijk en vrouwelijk".
Destijds interpreteerde ik de diepe stilte die daarop volgde als een uiting van eerbied bij zoveel wijsheid - hey, ik was achttien jaar, hé! Vandaag vrees ik dat het mogelijk een uiting van eerbied was, maar erken ik dat het ook het geluid kan geweest zijn, waarmee al die mensen zich zaten af te vragen waar ze zoveel inschrijvingsgeld voor hadden betaald. Tenzij mijn geheugen me nu in de steek laat begon hij op dat punt zelfs over de zon en de maan.
Nu vinden we de categoriën "mannetje" en "vrouwtje" inderdaad terug op veel gebieden (apen, honden, katten, mieren, zelfs planten), maar hoe hard we ook zoeken, de zon en de maan zullen we in dit debat niet aantreffen; tenminste niet zonder in mystiek te vervallen. Anders dan de geleerddoende prof insinueerde zijn dat immers geen kosmische, maar louter biologische categorieën. Om het probleem van de voortplanting op te lossen kunnen organismen in wezen twee strategieën volgen: "kwantiteit" of "kwaliteit".
Ze kunnen per individu heel weinig inspanningen leveren, zodat ze er zoveel maken, dat er van al die onverdedigde pogingen altijd wel een paar zullen doorkomen: Die zelf volwassen worden, en op hun beurt kunnen proberen dat probleem van de voortplanting op te lossen. Dat is de strategie van de kwantiteit: bijvoorbeeld door enorm veel kleine eitjes te leggen; die massaal mogen opgevreten worden; zolang ze maar niet allemaal opgevreten worden.
Of ze kunnen integendeel heel veel inspanningen leveren per individu, door het bijvoorbeeld een heel groot, voedzaam en beschermend ei mee te geven, en dat ei dan ook nog eens te gaan verdedigen. De strategie van de kwaliteit; je hebt geïnvesteerd, en dus iets te verliezen. Al eens geprobeerd een ei van een broedende gans af te pakken? Proberen! Learning by doing! Alternatief kunnen ze het individu een hele poos laten meerijden in hun eigen lichaam, en het ook daarna nog een hele tijd beschermen.
Die twee strategieën kunnen gecombineerd raken binnen één enkele soort, wanneer die soort bij de voortplanting eerst genetisch materiaal uitwisselt (het kunstje dat we "seks" noemen). Sommige individuen brengen dan alleen een brokje genetisch materiaal in, dat op grote schaal geproduceerd wordt: "kwantiteit". En andere individuen zorgen inderdaad voor een groot ei rond hun genetische bijdrage, of dragen de nakomeling nog een hele tijd in het eigen lichaam, kortom, steken er een relatief veel zwaardere fysieke inspanning in: "kwaliteit".
Voor een dergelijke toestand waarin de populatie verdeeld is in twee mogelijkheden hebben we een soort digitale code nodig. "Eén of nul" hadden we het kunnen noemen, of "wit of zwart", of "positief en negatief", maar het is nu "mannetje en vrouwtje" geworden. "Mannetje" of "vrouwtje" heeft dus niets te maken met hoe groot of sterk het lichaam is, of de mate waarin het geschikt is om te koken en te strijken. Het heeft integendeel alles te maken met de vraag of het bij het maken van een nieuw individu van de soort een grote, dan wel kleine inspanning levert. Meer niet.
Maar dat heeft wel bepaalde consequenties. Aangezien er per individu veel of weinig inspanningen worden geleverd, volgt daaruit dat de respectieve strategieën een verschillend theoretisch maximum bezitten; een verschillend potentiëel aantal nakomelingen. Neem aan dat van een ingebeelde soort het vrouwtje negen maand zwanger is, en dan nog drie maand onvruchtbaar blijft om het kuiken ongestoord te kunnen voeden. Dus, het vrouwtje kan één nakomeling per jaar krijgen, en dat is alles. Neem daarnaast aan dat het mannetje, gezien zijn beperkte inspanning per individu, in staat is één keer per dag een vrouwtje te bevruchten. Zijn potentiëel (per jaar) is dus 365; tegen 1 voor haar potentiëel.
Als we nu aannemen dat seksuele ondernemingsdrang gelijk verdeeld is over de populatie, dan kunnen we in termen van "natuurlijke selectie" beredeneren dat die toestand niet zo zal blijven. Als we beginnen met een vrouwtje, dan zien we dat het weinig tot geen verschil maakt of ze veel of weinig dadendrang voelt: veel of weinig activiteit zal zich vertalen in een score van om en bij de één kuiken per jaar. Alleen een totale afkeer en vluchtgedrag zou een impact kunnen hebben, en als dat dan een beetje erfelijk is zal dat gedrag minder gaan voorkomen, en met de generaties is de dadendrang bij de vrouwtjes van deze ingebeelde soort normaal verdeeld.
Maar bij het mannetje is het anders. Een mannetje dat veel dadendrang voelt, en daar gehoor aan geeft, kan tot 365 kuikens verwekken per jaar! Een mannetje dat daar helemaal, of slechts af en toe, zin in heeft kan dat in theorie ook, maar in practijk zullen het er veel minder zijn. En dus zullen er al na één generatie veel meer kuikens rondlopen die het genetisch materiaal dragen van mannetjes die een sterke dadendrang voelen.
Naarmate er meer generaties passeren zal dat onevenwicht toenemen. En na voldoende generaties zal er van dat "normaal verdeelde kenmerk" niet veel meer overblijven. Een puur mathematisch verschil in potentiëel aantal nakomelingen vertaalt zich in heel verschillende resultaten. Voor vrouwtjes geldt dat elke nieuwe generatie een tamelijk getrouwe copie (althans, in dit opzicht) kan zijn van de vorige, omdat "veel" of "weinig" niet veel invloed heeft op de samenstelling van die generatie. Voor mannetjes daarentegen geldt dat elke generatie een zekere druk naar "meer" zal te zien geven, omdat de naakte cijfers maken dat "veel" of "weinig" wèl een invloed heeft op de samenstelling van het genetisch materiaal in de volgende generatie.
Onnodig eer aan te herinneren dat we hier met een versimpeld mathematisch voorbeeld te maken hebben, zonder veel verband met de realiteit...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten